Dieren
-
De hanen, katten en honden, zo men dikwijls heeft gevonden,
zeggen het weer van dag tot dag, nog beter dan de almanak het ooit zeggen mag. - Hoe feller de vlieg en horzel steken, hoe eerder het onweer los zal breken.
- Slakken op wegen voorspellen doorgaans regen.
- Als de poes zich wast, wordt het mooi weer vast.
- Vliegt de zwaluw hoog, dan blijft het droog. Vliegt hij laag over de weide, verwacht hij regen aan zijn zijde.
- Als de merel laat fluit in september, geeft een koude witte december.
- Als de kraai krast verbolgen, zal daar regen op volgen.
- Vliegen kraaien onregelmatig, binnen twee dagen wind gestadig.
- Als de kwartels lustig slagen, spreken zij van regendagen.
- Meeuwen op het land, storm voor de hand.
- Klappert en vlucht de tamme gans, dan is er op buien kans.
- Kraait de haan te avond of nacht, dan wordt er ander weer verwacht.
- Kraaien hanen midden op de dag, men zeker regen verwachten mag.
- Een winterse mug heeft dikwijls een natte rug.
- Is in de bijenkorf het gaatje klein, dan zal er veel koude zijn.
- Maakt de spin in zijn web een scheur, dan staat stormwind voor de deur.
- Als spinnen vlijtig buiten weven, zullen wij mooi weer beleven.
- Kruipen muizen diep in de grond, zo maken zij een strenge winter gegrond.
- De beste windwijzer is de koe, haar kont staat naar de regen toe.
- Gaan de mieren al aan het garen, zal de kou en vorst u wis niet sparen.
- Vroege vogelzang maakt de winter lang.
- Komen de vissen naar boven, dan is er schoon weer te beloven.
- In de kamer al een vlinder, buiten hagel hier en ginder.
- Als de bijen naar huis toe vluchten, zit er regen in de luchten.
- Als de leeuwerik niet hoog wil stijgen, reken dat we koude krijgen.
- Vliegt de vleermuis 's avond in het rond, dat brengt mooi weer in de ochtendstond.
- Broedt de spreeuw vroeg in april, er is een schone meimand op til.
- Draagt de haas nog lang een zomerkleed, dan is de winter nog niet gereed.
- Als er zwaluwen over het water scheren, is er onweer te bespeuren.
- Zijn er in januari veel mollen, dan laat de winter niet met zich sollen.
- Keert de kat haar rug naar het vuur, daar komt sneeuw van op den duur.
- Slakken en padden 's avonds op de baan, dat kondigt regen aan.
- Zingt de leeuwerik hoog in de lucht, heerlijk weer voorspelt zijn vlucht.
- Blijven de zwaluwen lang, wees dan voor de winter niet bang.
- Als in juli de vliegen de mieren, zal augustus ons met onweer bestieren.
- Als de muggen dansen gaan, is het met de regen gedaan.